Hoofdrolspelers in dit kleine verhaal: David (5), Boaz (7) en Ruben (bijna 39, maar denkt nog vaak dat hij 18 is).
D: ‘Pap?’
R: ‘Ja Daaf, wat is er?’
D: ‘God komt morgen ook op je verjaardag.’
R: ‘Nou moe. Dat is nog eens gezellig, toch? Misschien neemt hij wel een cadeautje voor me mee?’
D: ‘Nee, Pap… God heeft geen geld, want hij is nooit aan werken begonnen. En je ziet hem ook niet want hij is onzichtbaar.’
R: ‘Oh, ok… Maar hoe weet ik dan dat hij er is?’
D: ‘Moet ik je dat weer uitleggen, Pap? God is toch overal en alles?’
R: ‘Echt?’
D: ‘Ja’.
Hoofdschuddend en met een welgemeende zucht verdiepte mijn kleine filosoof zich weer in zijn Lego kleurplaat.
Mijn oudste zoon Boaz deed even later ook een duit in het zakje.
B: ‘Hee Pap, over die oerknal hè… Daar was God in ieder geval niet bij hoor.’
R: ‘Nee? Waarom niet dan?’
B: ‘Nou, dat is toch logisch? God werd pas na die knal geboren anders had hij toch geen plek om te wonen?’
R: ‘Echt?’
B: ‘Ja’.
God op mijn verjaardag, morgen? Volgens mijn jongste sowieso. En aangezien ik sterk in hem geloof laat ik me gewoon verrassen.