Een bluesje voor mijn vriend.
Bij wijze van hoge uitzondering, mocht ik vanmiddag, samen met je zus Ria en je beste vriendin Lia nog even naar je toe in het verzorgingstehuis. Ik moest je nog een keer zien.
Bij binnenkomst herkende je ons niet, maar ik jou wel. Je zag er trouwens hartstikke goed uit met die zwarte baard.
Verwonderd keek je om je heen, ging rechtop zitten op bed en zweeg. Je armen trilden. Op een foto die je zus je aanreikte wees je echter meteen naar twee personen; ‘Dat is papa, dat is mama.’ Na een paar minuten ‘kletsen’ was het wel genoeg en zei je; ‘Ga weg!’. Dus we gingen. ‘Maar we komen straks nog wel even terug hoor’ zei je zus. Dat was goed.
Koffiedrinken in het restaurant. Een man riep tevergeefs om Ilse. ‘ILSE!... ‘ILSE!’, klonk het wanhopig. Een andere vrouw voerde een gesprek met zichzelf zittend op een stoel.
Ik had mijn gitaar meegenomen. ‘Zal ik die uit mijn bus halen?’, vroeg ik aan Lia. ‘Misschien vind Frank het wel mooi als ik wat voor hem speel?’
Na een half uurtje stapten we opnieuw Frank zijn kamer binnen. Hij keek ons verbaasd aan. ‘Ga weg!’ Zijn armen trilden.
‘Herken je Ruben zijn stem, Franky?’, zie Lia.
Hij keek me aan met een blik die ik niet herkende.
‘Ruben heeft zijn gitaar meegenomen. Zal hij wat voor je spelen?’
Geen reactie.
‘Toe maar, Rub’, zei Lia.
Ik speelde een bluesje. Een bluesje zoals we die in al die jaren honderden, misschien wel duizenden keren overal en nergens hadden gespeeld. In Nederland, Belgie en Luxemburg. Maar ook in Ierland, Duitsland, Denemarken en zelfs Estland.
Franky luisterde.
Zijn armen begonnen minder te trillen. Hij ontspande. Keek mij aan met de blik die ik wèl herkende. Rustiger, opener. Terwijl ik speelde keek hij zijn zus aan en glimlachte liefdevol naar haar. Hij knikte een aantal keren met zijn hoofd, alsof hij ons zei; ‘Ik weet het… Ik weet het’. Lia zag dat hij geëmotioneerd was.
Toen ik stopte met spelen was het klaar. Een kleine stilte gevolgd door een 'Ga nu maar weg!'
‘Het is wel genoeg zo he, Franky’, zei Lia.
Geen reactie.
We liepen zijn kamer uit. Ik als laatste. Ik wist dat ik hem niet meer zou zien.
‘Dag Franky, ga maar lekker slapen mijn vriend’.
Zachtjes trok ik de deur achter mij dicht.
Dag mijn lieve vriend.